Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de Watersnoodschade 1953

 

Artikel 44
1
Tegen alle beschikkingen en beslissingen van de vaststellende organen, van de hoofden van de Rampschade-bureaux en van andere met de uitvoering van deze wet belaste organen kan iedere belanghebbende een beroepschrift indienen bij Onze Minister, onder wie de organen of de hoofden ressorteren.
2
Onze in lid 1 bedoelde Minister beschikt op deze beroepschriften niet dan na het vaststellend orgaan te hebben gehoord.
3
Beroepschriften, welke worden ingediend meer dan één maand na de terpostbezorging of de uitreiking van de mededeling van de beroepen beschikking of beslissing, worden niet-ontvankelijk verklaard, tenzij Onze in lid 1 bedoelde Minister van oordeel is, dat te late indiening de appellant niet kan worden toegerekend.
4
Een beroepschrift wordt niet in behandeling genomen, zolang de appellant niet heeft overgelegd het bewijs, dat hij een recht van 10 gulden heeft gestort of doen overschrijven op de postrekening van 's Rijks schatkist. Indien dit bewijs niet bij het beroepschrift is gevoegd, wordt de appellant éénmaal aangemaand dit bewijs over te leggen; indien twee maanden na het verzenden van deze aanmaning het bewijs niet is ontvangen, wordt het beroepschrift buiten behandeling gesteld. Onze in lid 1 bedoelde Minister kan, gelet op een omtrent inkomen en vermogen van de appellant door de burgemeester van diens woonplaats afgegeven verklaring, mits deze met inachtneming van de in dit lid gestelde termijn wordt overgelegd, vrijstelling van het in de eerste zin genoemde recht verlenen.
5
Onze in lid 1 bedoelde Minister handhaaft bij zijn uitspraak de beschikking of beslissing of herziet deze; hij kan daarbij het vastgestelde bedrag ook verlagen. De uitspraak is gemotiveerd en maakt melding van de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep, alsmede van de wijze, waarop, en de termijn, waarbinnen zulks kan geschieden. Indien de appellant bij de uitspraak geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het recht van 10 gulden, bedoeld in lid 4, gerestitueerd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •